Abdullah Öcalan werd geboren in Ömerli, een dorpje in het district Halfeti van de provincie Şanlıurfa in het zuidoosten van Turkije in 1948. Na de middelbare school verliet hij zijn dorp om politicologie te studeren in Ankara. Na afronding van zijn studie werd hij ambtenaar in de stad Diyarbakir en werd hij lid van de Democratische culturele Associatie van het Oosten, een organisatie die opkwam voor de rechten van de Koerden. In 1978 werd de PKK opgericht, waarvan Öcalan de voorzitter werd.
In 1984 startte de PKK een gewapend conflict waarbij zowel Turkse regeringstroepen als burgers werden getroffen om een onafhankelijke Koerdische staat af te dwingen. De PKK werd hierop gelinkt aan wapen- en drugshandel, wat ertoe leidde dat de Verenigde Staten, de Europese Unie, de NAVO, Syrië, Australië, Turkije en andere landen de PKK op hun lijst van terroristische organisaties plaatsten.
Later vluchtte Öcalan naar Syrië. Hier werd hij in 1998 het land uitgezet na dreigementen van Turkije waarna hij naar Rusland en diverse andere landen reisde. Uiteindelijk verbleef hij enige tijd in Kenia, waar hij op 15 februari 1999 werd gearresteerd.
Öcalan werd ondergebracht op het eiland İmralı in de Zee van Marmara, waar hij in afzondering werd opgesloten. Tijdens dit verblijf werd hem enige tijd het contact met zijn advocaat ontzegd. Öcalan werd in eerste instantie ter dood veroordeeld, maar later werd deze straf omgezet in levenslang.
Op 12 mei 2005 oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat het proces tegen Öcalan niet eerlijk is verlopen en het proces volgens het hof opnieuw zou moeten worden gevoerd. Turkije is lid van de Raad van Europa en wordt geacht zich aan dit oordeel te houden, hoewel het daar strikt genomen niet verplicht toe is.[1]